Introductiepagina Overzicht Basisfuncties Geavanceerde functies Speciale functies

Hoe kan ik Verklarende woordenlijst


Afbeelding verrijken

Wanneer u de gescande afbeelding wilt verrijken, biedt MagicScan enige effectieve functies waarmee u dit kunt doen, bijvoorbeeld het lichtste en donkerste punt instellen, de afbeeldingscurve aanpassen, de afbeelding neutraliseren, de afbeelding inverteren, de kleurenbalans aanpassen, enzovoort.

Voor het verrijken van de afbeelding zijn er verschillende functies. Deze functies zijn bijeengebracht in een dialoogvenster met tabbladen. U benadert de gewenste functie door op de tab aan de bovenkant van het dialoogvenster te klikken. Het tabblad wordt dan naar de voorgrond gebracht.

Bovenaan elk dialoogvenster bevinden zich miniaturen van de oorspronkelijke en van de verrijkte afbeeldingen ("Monster 1& 2"). U kunt de effecten op een voorbeeldafbeelding bekijken in de "Monster"-miniaturen zonder over te hoeven gaan tot volledige verwerking van de afbeelding. Origineel is het miniatuur van de voorbeeldafbeelding en "Monster 1& 2" zijn de miniaturen van de afbeeldingen nadat deze verrijkt zijn. "Monster 1 & 2" bieden u de mogelijkheid twee verrijkte afbeeldingen te vergelijken. Klik op het gewenste monster om de bijbehorende afbeelding te bekijken en klik op "OK" om de selectie definitief te maken.

Elke functie wordt hierna uitgelegd. Klik met de muis op de functie waar u meer over wilt weten. De bijbehorende informatie wordt weergegeven en geeft u een indruk welk effect de functie heeft op de afbeelding. 

Klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten.

Niveau aanpassen

Curve aanpassen

Neutraliseren

Kleur aanpassen

Kleurenbalans

Inversie

 

 

  

Niveau aanpassen

Het dialoogvenster Niveau aanpassen toont de verdeling van helderheidsniveaus in de afbeelding. U kunt de curve van het histogram aanpassen door de driehoekige handvatten onder de horizontale balk naar de gewenste waarden te slepen. Het (zwarte) handvat links regelt de veranderingen in de donkere gebieden, de (witte) handvat rechts regelt veranderingen in de lichte gebieden en het (grijze) handvat in het midden regelt veranderingen in de middentinten.

Door veranderingen aan te brengen in donkerste punten en lichtste punten, kunt u de relatie tussen donkere en lichte punten in de afbeelding wijzigen. Het donkerste punt vertegenwoordigt de donkerste waarde en het lichtste punt is de lichtste waarde. Het middentintenpunt vertegenwoordigt de gamma-instelling voor het scherm. In het histogram is de schaal voor donkerste en lichtste punt verdeeld in 255 eenheden.

Alle pixels in het origineel die donkerder zijn dan het huidige donkerste punt, zijn in de verrijkte afbeelding geheel zwart. Op dezelfde manier zijn alle pixels in het origineel die lichter zijn dan het huidige lichtste punt, in de verrijkte afbeelding geheel wit.

Als u het lichtste punt instelt op 200, zijn alle pixels die in het origineel hoger zijn dan of gelijk aan 200 in de verrijkte afbeelding geheel wit. Stelt u het donkerste punt in op 200, dan zijn alle pixels in het origineel die lager zijn dan of gelijk aan 200, in de verrijkte afbeelding geheel zwart.

De middentinten vormen een relatieve maat voor het gamma van de monitor. De schaal voor de middentinten loopt van 0 tot 255. De gammacurve vormt een geometrische reeks. Dat betekent dat deze bij een waarde van 255 neigt naar oneindigheid. De instelling voor middentinten wordt begrensd door de waarden voor donkerste en lichtste punt en kan daar nooit voorbij gaan. Dus is een gamma van 1 equivalent aan een middentint van 128, vooropgesteld dat de waarde voor donkerste punt 0 is en de waarde voor lichtste punt 255. Is de waarde voor donkerste punt ingesteld op 20 (laagste niveau) en de waarde voor lichtste punt op 220 (hoogste niveau), dan is een gamma van 1 equivalent aan een waarde voor middentinten van 120.

U kunt het effect van veranderingen in de histogramcurve beperken tot een bepaalde kleur door de knop voor het Rode (R), het Groene (G) of het Blauwe (B) kanaal te selecteren. U kunt ook het kanaal Master selecteren om het histogram van toepassing te laten zijn op alle drie de kanalen.

Opmerking: Als u een afbeelding in grijstinten gebruikt, worden de RGB-waarden niet weergegeven in het dialoogvenster.

Bediening:

  1. Open het dialoogvenster Verrijken en kies het tabblad Niveau aanpassen.
  2. Kies het kanaal dat u wilt wijzigen.
    * Kies Master om alle kleuren (Rood, Groen, Blauw) in het histogram tegelijk te wijzigen.
    * Kies Rood, Groen of Blauw om het histogram dat deze kleur vertegenwoordigt, te wijzigen.
    * Of kies grijstinten (alleen voor grijstintenscanners).
  3. In het histogram gebruikt u de muis om op het zwarte, grijze of witte driehoekje te klikken. Daarmee brengt u verandering aan in respectievelijk Lichtste punt, Middentinten en Donkerste punt.
  4. U kunt de wijzigingen bekijken en ze vergelijken met de originele voorbeeldafbeelding door op het miniatuur "Monster 1" te klikken. U ziet dan de verrijkte afbeelding.
  5. Als u een tweede verrijkte afbeelding hebt gemaakt, kunt u die vergelijken door op het miniatuur "Monster 2" te klikken. U kunt dan "Monster 1" en "Monster 2" vergelijken.
Origineel Monster 1 Monster 2

Klik op "OK" om de wijzigingen aan te brengen en het dialoogvenster Verrijken te verlaten. Klik op "Annuleren" om het dialoogvenster te verlaten zonder de wijzigen aan te brengen. Klik op "Auto" om het instellen van de juiste waarden voor lichtste en donkerste punt over te laten aan het programma.

 

Curve aanpassen

Kies de tab Toontoewijzing uit het dialoogvenster Verrijken.

Via Toontoewijzing kunt u op een andere manier de niveaus voor lichtste punt, middentinten en donkerste punt in de afbeelding aanpassen. Als u het dialoogvenster Toontoewijzing opent, wordt een diagonale, rechte lijn weergegeven. U ziet dat elk punt in de standaard toontoewijzing, de standaard uitvoerniveaus voor donkerste punt, middentinten en lichtste punt gelijk zijn aan de invoerniveaus.

De vorm en helling van de toontoewijzingslijn vertegenwoordigen de verhouding in helderheidsniveau tussen de invoer van de oorspronkelijke afbeelding en de uitgevoerde afbeeldingsgegevens. Door op de Toontoewijzingslijn te klikken, verschijnt een cursor in de vorm van een "hand" die kan worden versleept om de vorm van de toontoewijzingslijn te wijzigen. De horizontale as vertegenwoordigt de oorspronkelijke, ingevoerde helderheid en de verticale as vertegenwoordigt de verrijkte helderheid. De waarden op beide schalen lopen van 0 tot 255.

Als u de curve wijzigt in een convexe vorm boven de oorspronkelijke diagonaal, wordt de verrijkte afbeelding lichter dan het origineel.

  

Normale afbeelding

Lichtere afbeelding

Als u echter de curve verandert in een concave vorm onder de originele diagonaal, wordt de verrijkte afbeelding donkerder dan het origineel.

 

Normale afbeelding

Donkerder afbeelding

Als u verder de kleuren in de afbeelding zo wilt inverteren dat de bijbehorende complementaire kleuren dominant worden, wijzigt u de stijging van de diagonaal van een positieve helling naar een negatieve helling. De diagonaal wordt dan getekend van linksboven naar rechtsonder.

 

Normale afbeelding

Geïnverteerde afbeelding

Bediening:

  1. Klik op de tab Toontoewijzing om het dialoogvenster Toontoewijzing weer te geven.
  2. Klik op de Toontoewijzingscurve. Er verschijnt een handvat dat kan worden versleept om de vorm van de curve te wijzigen, zoals hiervoor beschreven.
  3. Klik op Opslaan om de wijzigingen op te slaan als aangepaste instellingen. Nadat u op Opslaan hebt geklikt, verschijnt het dialoogvenster Opslaan als. Voer een naam in voor de aangepaste curve en klik op "OK".
  4. Als u een eerder opgeslagen bestand met Toontoewijzing wilt openen, klikt u op "Laden". Vervolgens verschijnt een dialoogvenster Openen vanwaaruit u de gewenste bestanden kunt openen.
  5. Als u wilt terugkeren naar de standaarddiagonaal zoals in het origineel, klikt u op "Beginwaarden".
  6. Klik op Histogram om een histogram van de aangebrachte wijzigingen weer te geven.
  7. Klik op "OK" om alle wijzigingen aan te brengen of klik op "Annuleren" om alle niet-opgeslagen wijzigingen te negeren.

 

Neutraliseren

Soms kan een gescande afbeelding een ongewenste tint bevatten. U kunt dit probleem corrigeren door op Neutraliseren te klikken. Daarmee roept u een kleuraanpassingswiel op (ongeveer zoals het wiel bij Kleur aanpassen).

In de voorbeeldafbeelding van monster 1 of monster 2 kiest u de grijstinten- of zwart/wit-pixel en daar klikt u op met de pipet. De gehele afbeelding keert terug naar de originele afbeelding zonder kleur. Grijstinten- en zwart/wit-pixels zijn meestal de standaardwaarden waarmee dit hulpmiddel vergelijkingen kan maken met de ongewenste gescande afbeelding. Op die manier kan de afbeelding worden gecorrigeerd.

Bediening:

  1. Klik op de tab Neutraliseren in het dialoogvenster Verrijken.
  2. Klik op de pipet.
  3. Plaats de pipet op monster 1 of 2 en klik op de gewenste pixel. De afbeelding wordt opnieuw getekend.
  4. Terwijl u de muisknop ingedrukt houdt, kunt u de aanwijzer over de voorbeeldafbeelding verplaatsen om een bepaald punt te kiezen. Het voorbeeld wordt meteen bijgewerkt. U kunt de muisknop loslaten als u het juiste punt hebt gevonden.
  5. Klik op "OK" om de wijzigingen door te voeren of klik op "Annuleren" om de wijzigingen die niet zijn opgeslagen, te negeren.

Als u de pipet weer kwijt wilt, klikt u met de muis ergens buiten het voorbeeld.

Kleur aanpassen

Met deze optie kunt u de verdeling van kleur regelen door middel van verzadiging of afzwakking van een bepaalde kleur.

Het dialoogvenster toont een continu kleurenspectrum op een wiel. Door op bepaalde gebieden van het wiel te klikken, verandert "Monster 1" naar een bepaalde kleurschakering die de verdeling bepaalt.

Bediening:

  1. Onder het kleurenwiel bevindt zich de lichtheidsbalk; op die balk vindt u een driehoekje waarmee u de helderheid van de kleuren kunt instellen.
  2. U kunt de cursor op elk punt van het kleurenwiel plaatsen en dan slepen om de gewenste kleurschakering en verzadiging van de afbeelding te selecteren.
  3. Klik op "Beginwaarden" om terug te keren naar de standaarddiagonaal zoals in het origineel.
  4. Klik op "OK" om de wijzigingen door te voeren of op "Annuleren" om alle wijzigingen die niet zijn opgeslagen, te negeren.

 

 

Kleurenbalans

Met deze optie kunt u de menging van kleuren in een kleurenafbeelding wijzigen. U kunt deze optie gebruiken om bepaalde kleuren te benadrukken of om ongewenste kleuren te verminderen.

In het dialoogvenster kunt u door selectie van de aankruisvakjes Donkerste punt, Lichtste punt en Middentint aandacht geven aan de verandering in de kleurenbalans op drie helderheidsniveaus. Met de drie driehoekige schuiven op de kleurenbalken kunt u de kleurenbalans in deze 3 kleurkanalen (RGB) aanpassen.

Bediening:

  1. Klik op Kleurenbalans om het dialoogvenster Verrijken voor kleurenbalans weer te geven.
  2. Selecteer één van de aankruisvakjes Donkerste punt, Middentint of Lichtste punt om de kleuren in dat spectrum te wijzigen.
  3. Klik op de driehoekige schuif op één van de kleurenbalken en verplaats deze naar de gewenste positie. In plaats hiervan kunt u ook een waarde tussen -100 en 100 opgeven in de bewerkingsvakjes naast de kleurenbalken.
  4. Klik op "Beginwaarden" om de toontoewijzing terug te stellen naar de standaarddiagonaal zoals in het origineel.
  5. Klik op "OK" om de wijzigingen door te voeren of op "Annuleren" om de wijzigingen die niet zijn opgeslagen, te negeren.

Inversie

Met deze functie worden alle tintwaarden zodanig geïnverteerd dat elke kleur in het origineel wordt veranderd in het daarbij horende kleurcomplement. Het effect hiervan is ongeveer gelijk aan het effect dat optreedt wanneer bij Toontoewijzing de afbeelding qua tint wordt geïnverteerd.

Normale afbeelding

Geïnverteerde afbeelding